Je stapt een trein binnen en je schrikt van de geur die er hangt. Een muur van stank waar je doorheen moet, rechtsaf de coupé in. Vanuit een ooghoek zie je dat er op dit balkon een toilet is, je wist het al, maar nu zie je het. Onwaarschijnlijk doordringende geur.
Een meter of vijf de coupé in ga je zitten, je verbaast je, meent het nog te ruiken. Als een kolkende rook die niet anders kan dan zich van de bron verplaatsen, zo lijkt deze geur elke keer dat de tussendeur opengaat zich zover mogelijk de coupé in te duwen.
Mensen komen binnen met verwrongen gezicht, vertwijfelde blik, hand voor de mond en neus, afgewend gelaat. Ook gebogen hoofden, neus zover mogelijk richting kraag, liefst erin verdwijnend, iets dat vaak net niet lukt.
Weinig opmerkingen, weinig woorden die er aan vuil worden gemaakt. Eén keer een mevrouw die informeerde bij de Belgische conducteur. "Ja, mevrouw. We weten het. We hebben het gemeld. Het is verschrikkelijk."
Ben op weg naar Brussel, een NS-trein met naast NMBS-personeel ook mensen van de Nederlandse Spoorwegen.
De trein rijdt. Soms valt het mee. Vooral op de langere stukken, als iedereen even blijft zitten.
Vanavond muziek. Eerst Sint-Pieters-Leeuw, het huis, de vrienden weer zien, dan terug de stad in. Ben benieuwd of we binnen geraken, Er is plek voor vijfig. We doen ons best, zijn onderweg.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten