woensdag 6 april 2022

Alex Chilton en het janken

De eerste keer dat ik toch tamelijk hartgrondig heb zitten janken, en vloeken, op tafel heb zitten slaan, m’n bril afzette om weer mijn hoofd te pakken en te roepen “Hoe kan dat nou, Godverdomme!” bij de dood van iemand, het bericht van het overlijden van een persoon die ik helemaal niet kende, was ik wel verbaasd. Trok ik bij alle ontsteltenis en verdriet (dat toch echt op verdriet leek) mezelf, mijn reacties wel in twijfel.

Ik begreep het niet.

Een zanger van wie je een paar platen hebt, die in je ontwikkeling, je muzikale ontwikkeling, en misschien zelfs een beetje in die als mens, mogelijk een – bescheiden - rolletje heeft gespeeld. Een zanger ook, van wie je nooit een optreden gezien hebt. Nooit mee in gesprek bent geraakt.

Ik vond het raar, heel raar. En toch, ik was woedend, ik was de hele wereld en hemel bij elkaar aan het godveren. En ik was verdrietig. Oprecht verdrietig, zou ik bijna schrijven. Waarbij opgemerkt dat ik zoveel jaar later nog steeds geen instrument tot mijn beschikking heb om oprecht verdriet te onderscheiden van nep-verdriet, zo-zo-verdriet of would-be-verdriet.

Hoe lang het ook geleden is, ik ben er nog steeds verbaasd over, voel een lichte gĂȘne.

Maar als ik dan na lange tijd zijn stem weer eens hoor, Alex Chilton hoor zingen, dan is er gelijk weer iets dat meetrilt, wakker wordt, de kop opsteekt, zichzelf herkent, bereid is vriendschap te sluiten met die stem, en met de wereld.
Dat is de jongen van 17 die ik kennelijk nog steeds een beetje ben, of een restje ervan dat mij zeer welkom is. Op zo’n moment geen strobreed in weg wordt gelegd.