In mijn jeugdjaren heb ik op een middag een kasteel gebouwd, of misschien waren het een paar middagen. Zomermiddagen.
Sommige muren staan nog overeind. Ik ga er wel eens heen. Het is een geheime plek. Ik ga het hier niet uitleggen hoe je er komt, maar je moet over heuvels, door struikgewas, drassige grond die overgaat in een bosgebied met hier en daar open plekken. Op een van die open plekken stond mijn kasteel.
Het is lang geleden dat we het gebouwd hebben. We hebben er feesten gehad. Het was ook het kasteel van het blonde meisje, en van de jongen met de donkere huid, en van Marcel met zijn pony, en Kees die het ook niet helpen kon. Mariska was er toen nog, en Ellis was een beetje stout.
Sommige muren staan nog overeind. Ik ga er wel eens heen. Het is een geheime plek. Ik ga het hier niet uitleggen hoe je er komt, maar je moet over heuvels, door struikgewas, drassige grond die overgaat in een bosgebied met hier en daar open plekken. Op een van die open plekken stond mijn kasteel.
Het is lang geleden dat we het gebouwd hebben. We hebben er feesten gehad. Het was ook het kasteel van het blonde meisje, en van de jongen met de donkere huid, en van Marcel met zijn pony, en Kees die het ook niet helpen kon. Mariska was er toen nog, en Ellis was een beetje stout.
Wat daarna kwam is niet echt onbelangrijk. Je slaat je er zo goed mogelijk doorheen, maakt je nog wel eens ergens druk om. Het besef is echter altijd aanwezig dat het echte leven toen plaatsvond.
En je weet dat als de juiste zomerdag zou aanbreken je zo weer aan een kasteel begint. Je hoeft elkaar enkel maar tegen te komen, in de ogen te zien. En zonder iets te zeggen te knikken: we doen het gewoon.