zondag 17 maart 2013

Parkieten, Kuifje

Parkieten, mijn vader hield parkieten. In een grote kooi, volière moet ik zeggen, een grote vogelkooi bij ons in de tuin. Vanuit de huiskamer kon je ze zien, de kooi was zo’n twee meter hoog, een meter of drie, vier breed en laten we zeggen een meter diep, niet zo heel diep in ieder geval. Hij hield daar parkieten in, mijn vader. Gele, blauwe, blauw met wit en ook groene. Parkieten. Ze hadden het naar hun zin. Althans, ik weet niet beter. Ik had in ieder geval geen reden om daaraan te twijfelen. Mijn vader verzorgde ze goed. Hij gaf ze te eten en te drinken. Elke dag. Elke dag opnieuw. Soms mocht ik mee naar het dorp, dan gingen we naar een dierenwinkel, een diervoederwinkel en daar kochten we dan nieuw voer. Mijn vader deed dat en ik keek naar de dieren. Ik vond het leuk als hij me meenam. Vanwege de geur van zo’n winkel, vanwege de dieren, maar misschien vooral wel om eens op een zaterdagmiddag op stap te zijn met mijn vader. Dat gebeurde niet zo veel. Daar was geen speciale reden voor, het gebeurde gewoon niet zo veel.
Ik herinner me ook een keer dat we eens bij een andere diervoederwinkel terecht kwamen, waarschijnlijk omdat dat handiger was, omdat hij nog een boodschap moest doen. Deze was dichtbij de markt, ik weet niet of we daar ook nog moesten zijn. Het zou best kunnen, maar aan het eind van het bezoek, bijna het eind, gingen we nog een soort boekenwinkel/kantoorboekhandel binnen. Die namen kenden ik toen allemaal niet, we gingen een winkel binnen en daar waren stripboeken, en ik mocht er een uitzoeken. Ik mocht er een uitzoeken, van Kuifje. Ik weet niet meer of dat de enige stripboeken waren die daar stonden, of dat mijn belangstelling vooral uitging naar die van Kuifje. Ik mocht in ieder geval een keuze maken uit de albums van Kuifje die daar stonden. Dat lukte. Ik was verbaasd, verheugd, gespannen (is dit wel echt waar?), opgewonden. Het was echt waar. Ik mocht dat boek hebben. Kopen. Mijn vader ging dat boek voor me kopen. Hij zei erbij: “Niet tegen je moeder vertellen, hoor!”. Ik knikte. Ik zou het geheim houden. Ik was blij. Ik was dankbaar.

Geen opmerkingen: