zondag 8 maart 2020

Het opkijkend hoofd

 
Mijn halve platencollectie, en alle voorpret,
het enthousiasme bij de eerste tonen,
het instemmend getap met de schoenen,
het ingehouden roffelen, trommelen,
het soms met moeite niet luidkeels gaan zingen
of een langgerekt “Jááá!” uitstoten.

Je kan zeggen: dan heb je het over muziek,
muziek waar je van houdt.

Dat is wel zo, maar die muziek
is enkel voorwaarde, ingrediënt.

Waar het om gaat is de entourage,
de atmosfeer, de plek waar je naar toe kunt gaan.

Dan heb ik het over Get,
Get Records op de Utrechtsestraat.

De begroeting, het binnenstappen,
dat opkijkend hoofd in de hoek van de zaak,
de glimlach, die halve grijns van hem,
en je weet dat je welkom bent,
dat je hier moet zijn, dat het goed is

dat je aanwezig bent.


   - - -


De oorspronkelijke tekst stamt uit april 2003. Een dag na de begrafenis geschreven. Het gaat over een platenwinkel, het gaat over de man die daar bij hoorde. Niet als meubilair, maar als iemand die mede(*) het karakter ervan bepaalde.
Ik heb de tekst al vele malen in handen gehad, er iets aan gewijzigd, iets verbetert, en later weer ‘terugverbetert’. Woorden verplaatsen, doorhalen, toevoegen, dingetjes uitproberen. En op zeker moment tot de conclusie komen dat het geen gedicht gaat worden.
Maar omdat ik het ook als een klein portretje zie, een lofzang en een poging tot onderzoeken hoe die waardering in elkaar zit, dan maar als een soort verlaat i.m. voor Arie, wiens achternaam (Romeijn) ik toen niet eens kende.

*In die tijd was Get voor mij de winkel van Arie en Paul. Zijn compagnon van toen kom ik af en toe nog wel tegen, en dat is goed.