zaterdag 15 juni 2013

Vrede is kijken naar vliegjes in het zonlicht

Heb één bloemlezing die door Hans Groenewegen is samengesteld, de titel daarvan ´Vrede is eten met muziek´ is naar een gedicht van Lucebert. Vorige week op het stukje lopen naar mijn werk, over een Amsterdamse gracht, zag ik in gedachten opeens het gezicht van Hans Groenewegen voor me. `Aardige man` dacht ik. Dat denk ik bijna altijd als ik aan Hans Groenewegen denk. Die kwalificatie kan ook nog alle kanten op, bij hem gaat het om waardering, grote, stille waardering. Instemming.
Op mijn werk, dezelfde dag of een dag erna, sla ik de nieuwe Awater open en lees dat Hans ernstig ziek is, aan zijn laatste dagen bezig is.


Sinds ik het cameraatje heb waarmee ik dit soort filmpjes maak, filmpjes waarin heel weinig gebeurt, je de wind wat afgewaaide bloesemblaadjes heen en weer ziet bewegen, je een fietser of voetganger voorbij hoort komen terwijl je naar die bloesemblaadjes kijkt, sinds ik dit soort piepkleine filmpjes maak komt de naam van Hans zijn bloemlezing weleens in me boven: ´Vrede is eten met muziek´. Vrede is... Dit dus al voordat ik die Awater opensloeg, en voor het overlijdensbericht van deze week.

donderdag 30 mei 2013

Nabij Noordwijkerhout















Nabij Noordwijkerhout stonden we even stil
Het was de wind, die zorgde nog voor wat beweging.

Hm... had filmpje moeten zijn. Gaan we nog eens overdoen.

donderdag 16 mei 2013

Hit Car

Kijk naar een foto van Jan van Mersbergen, meen een autobaan te herkennen, een mini-autobaan, een speelgoedversie ervan, zeg maar. Met aan weerszijden hoge randen zodat de autootjes er met grote snelheid doorheen kunnen schieten, en denk: 'Hit Car!' en 'Faller'. Twee woorden waarvan ik niet zeker weet of ze in dit verband bij elkaar horen maar door een vage indruk van een racebaan voor autootjes zie ik opeens mijn eigen speelgoed Hit Car-baan weer voor me, de scherpe bochten, de looping, de autootjes, het ding waarmee je de autootjes wegschoot. Hit Car (van Faller?). Het fotootje van Jan bleek wat nader bekeken niets met speelgoed te maken te hebben. Het was meer een soort jukebox, een mechanische muziekkast. Met om die kast een houten lijst (de baan) die overgaat in een ronding, een halve cirkel, die qua verhoudingen overeenstemming vertoont met wat ik ooit aan parcours aanlegde. Maar goed, iets hoeft niet bijna hetzelfde te zijn om een associatie op te roepen, om het geheugen in werking te zetten, om een onverwachte vondst te doen. Hit Car, ik wist niet dat ik dat nog in mijn hoofd had.

zondag 5 mei 2013

Stilte

Was in een stad, en tussen zeven en acht moest ik besluiten: nu naar station en twee minuten stilte in rijdende trein of op zoek naar plaats van samenkomst in die stad. Zag veel mensen lopen, veel dezelfde kant op, richting pleinen met terrassen. Zocht tussen die gezichten iemand die ik zou aanspreken, zou vragen waar het plein was, de plek waar men hier bijeenkwam om te herdenken, om stil te zijn. Die vraag stelde ik op zeker moment ook. Een man van een jaar of 55: "Bijeenkomen, herdenken, stil zijn... even zien hoor... wat bedoelt u eigenlijk precies?" "Dodenherdenking, in elke stad is er wel een plek waar mensen dan bijeenkomen..." Ik zag nog geen licht gaan branden. "4 mei, de twee minuten stilte..." "O.... wacht, dat is op het xxx (het grootste plein in die stad, met zeer veel terrassen) en ook op het xxx-plein. Ik bedankte de man vriendelijk. Ik was net over dat laatste, een stuk kleiner plein gewandeld. Aangename sfeer, maar een en al tafel en stoel, en mensen die zaten te eten. Geen plek waar je over twintig minuten een herdenking zou verwachten. Ben er toch maar heen gelopen, voorbij de restaurants op een van de hoeken stond een oud kerkgebouw. Daaromheen gegaan, niets. Vijfhonderd meter verder zag ik een taxi stilstaan, raampje open. Ik keek op mijn horloge, vijf voor acht, en hij liep wat voor. Uiteindelijk heb ik zelf midden op een brug stilgestaan. Op zeker moment kon ik ook klokken horen. Ze leken het hele uur te slaan. Heb nog even gewacht. Toen doorgelopen, naar het station. Mijn bezoek aan deze stad zat erop.

zondag 24 maart 2013

Joris en de boeken

Wilde nog niet naar huis, wilde bijkomen, tot mezelf komen. Wist niet zo goed wat ik ging doen. Vanaf de pont richting Nieuwmarkt gefietst, tot aan de Sint Antoniebreestraat, daar mijn fiets neergezet. Wat gelopen, op zoek naar een Bagels & Beans die hier moest zitten. Eddie komt er wel eens, en Francine ook. Dan kan het zo’n beroerde zaak niet zijn. Ik verwachtte hem eigenlijk op de Jodenbreestraat aan te treffen, in het stuk  winkels onder de theaterschool. Er zat wel een bagelzaak, maar die heette Tony’s, of iets dergelijks. Aan de beslagen ruiten te zien was het er behoorlijk druk. Het trok me niet. Iets verderop misschien, in het volgende stuk winkels, in de buurt van de Blokker. Daar wel met een meisje in gesprek geraakt dat me graag een abonnement op het Parool had verkocht. Dat ik, in een andere stad wonend, daar niet zo veel interesse in had begreep ze wel. Wat daar dan voor krant was wilde ze weten. Ik vertelde haar over het dagblad dat hier verschijnt en hoe dat eigenlijk een regionale variant is van een niet bestaande landelijke krant, dat het in wezen dezelfde krant was als de Gooi en Eemlander met een paar pagina’s regionaal nieuws verschil. Ik kreeg een Parool van haar mee en ook al waren er geen zaken gedaan, ik geloof dat we allebei tevreden waren met deze kleine ontmoeting.
Een krant was er al, nu nog een tafeltje in de Bagels & Beans. Ik dacht me toch te herinneren dat die hier ergens zat. Aan de overkant gekeken, misschien dan in dat tussenstraatje richting Waterlooplein. Daar zat wel iets, op of om de hoek, maar niet wat ik zocht.
Het Waterlooplein overgestoken tot ik bijna met mijn neus tegen de muur van het stadhuis stond, toen zag ik rechts het logo van Bagels & Beans. Dus toch! Daar moest ik dan maar heen voor een kop koffie, maar eerst maar even de markt over, misschien vond ik nog een mooi oud houten droogrek. O nee, daar zou ik mee ophouden, om daar naar te zoeken. Dat had ik een poos geleden al besloten. Maar als ik er nou zomaar tegenaan loop? Op een dag als vandaag zou het kunnen. Desnoods laat ik hem door iemand anders bij haar bezorgen. Dat een vriendin van haar het bij haar langs brengt met de mededeling dat zij hem gevonden heeft, er tegenaan liep en toen gelijk aan haar moest denken. Dan zou het kunnen. Daar zou ik ook blij mee zijn, Die gedachte zou me ook gelukkig maken. Als ze dan over een paar jaar hoort dat het ding van mij afkomstig was, dat ik hem voor haar gevonden had, dan zal ze daar wel vrede mee hebben, dan zal ze dat misschien nog wel iets  moois vinden.

Vesten gezien, de patatkraam, stapels kleding op de grond, spuitbussen, weinig oude meubels, In de buurt van het water een kraampje met wat vazen, sieraden, beeldjes en ook een paar lijstjes met landschappen, portretten misschien. Een simpel Hollands polderlandschap had mijn aandacht. Ik vond hem eigenlijk erg mooi. Maar ik kon maar beter niet vragen wat het kostte. Het zou al snel 15 euro of meer zijn. En ik had maar een tientje bij me, en meer had ik er eigenlijk ook niet voor over.

Mijn koffie gedronken, een bagel gegeten, het was warm, het was aangenaam. Het was goed om even te zitten. Een paar gedachten over Joris opgeschreven, de reigers die we zagen vliegen tijdens de plechtigheid die gelukkig geen plechtigheid was. Hoe mooi die mensen gesproken hadden, dat Joris er wel blij mee zou zijn, met zulke woorden van zijn broer, zijn moeder, een goede vriend en vriendin.

Er zat weinig kracht meer in, in mij, na zo’n ochtend, na alle sores, na alles deze week. Ik kwam wel een beetje bij en daar ging het om. Dat voelde goed. Na een wc-bezoek en nog een onverwacht telefoontje dat als steun bedoeld was en ook zo aanvoelde ging ik nog maar eens naar dat stalletje, misschien dat ik nu pas die boeken zag staan. Twee euro werd er op zeker moment geroepen, al die boeken zijn twee euro. Ik stond met een boek over Antwerpse straten in mijn handen, ik had zelf laatst een gedicht over Antwerpen afgerond, over hoe het is om daar te lopen. Dit mocht ik mezelf wel cadeau doen. De vrouw van de stal die dichterbij gekomen was raakte nu in gesprek met twee toeristen. 0ver Mariabeeldjes en ander sierlijke voorwerpen, iets dat met parelmoer ingelegd was. Ze bedacht daar ook een Engelse woord voor, dat vreemd klonk, maar met wat uitleg erbij kennelijk toch werkte. Ik liep achter de toeristen langs met het boek in mijn hand en zag op het linkerdeel van de kraam een taartschep liggen. Voor Ome Henk. Misschien straks aan die mevrouw vragen wat die kost. En dan een bedenkelijk gezicht trekken bij het horen van de prijs en vervolgens zonder al te veel geloof nog informeren naar dat schilderijtje van het polderlandschap. Dat leek me wel een goede tactiek, ze zou zien dat ik niet van plan was om veel geld uit te geven, geen idiote prijzen ging betalen.
Het kwam er ook van, maar de prijs was helemaal niet idioot hoog, drie euro, als ik het me goed herinner. Toen durfde ik ook wel het schilderijtje te pakken. Dat lijstje? Dat is drieënhalf. Dat viel mee, dat viel heel erg mee, dat viel enorm mee. Ik vind hem erg leuk, zei ik. Dan doen we deze drie, en ik gaf haar het boek, de taartschep en het lijstje. Ze nam ze mee naar haar auto achter de stal, en pakte een tasje voor me en wat krantenpapier waar ze de taartschep en het lijstje in vouwde.
We kwamen over de boeken te spreken. Ze had vroeger een boekhandel gehad, in Maastricht, op het Vrijthof. Athenaeum, maar dan een Maastrichtse variant. Een soort filiaal van..? vroeg ik.  Nee, wel zelfstandig. Dat je die boeken nu haast niet meer kwijtraakt, je kan wel met een doos naar een winkel gaan, maar je krijgt er een kiloprijs voor, als je er al wat voor krijgt. Ik moest denken aan Perdu waar af en toe ook voorraden werden aangeboden waarvan de boekhandelaars dan denken: Wat moeten we er mee? Dat moeten we maar niet doen. Maar soms ook prachtige collecties, van verzamelaars of bevriende dichters. En ook wel nalatenschappen. Ik wilde inhaken op haar verhaal, bracht Perdu ter sprake, legde uit dat het om een boekhandeltje hier iets verderop ging, op de Kloveniersburgwal, gespecialiseerd in poëzie. Perdu? Dat kende ze wel. Ze bestelde vroeger altijd de boeken van uitgeverij Perdu. Hele mooie uitgaven waren dat. Ik stond hier tegenover iemand, een boekhandelaar, een voormalige boekhandelaar, die in het verleden altijd de boeken van uitgeverij Perdu bestelde en nu, op 22 maart 2013, met liefde over die mooie uitgaven sprak! Dan kent u de naam Joris van Groningen waarschijnlijk wel? Ja, daar had ze wel mee gecorrespondeerd. Ik vertelde dat ik die ochtend naar zijn crematie was geweest, maar ze hoorde me niet, ze was nog aan het vertellen over haar boekhandel, in welke tijd ze er mee op gehouden waren in Maastricht en dat ze er zo’n moeite mee heeft om die boeken van de hand te doen, om er afscheid van te nemen. Ze stonden eerst in Frankrijk opgeslagen, maar bij een verhuizing waren ze allemaal meegekomen, dozen vol met boeken in huis. Ergens zonde. Ik was al lang blij dat ze me niet gehoord had, wat moet iemand ook met een mededeling dat ik net naar een crematie was geweest. Ik snap wel dat ik dat er uit flapte, als het andere dag geweest was had ik geroepen dat ik Joris wel kende en dat ik hem bij gelegenheid zeker van deze ontmoeting zou vertellen, dat hij dat leuk zou vinden.

Maar dat ze hem kende, zijn naam in ieder geval, dat ze hield van de boeken die Joris uitgegeven had. Dat was mooi, dat was een cadeau waar ze geen weet van had maar wat ik dankbaar in ontvangt nam.

zondag 17 maart 2013

Parkieten, Kuifje

Parkieten, mijn vader hield parkieten. In een grote kooi, volière moet ik zeggen, een grote vogelkooi bij ons in de tuin. Vanuit de huiskamer kon je ze zien, de kooi was zo’n twee meter hoog, een meter of drie, vier breed en laten we zeggen een meter diep, niet zo heel diep in ieder geval. Hij hield daar parkieten in, mijn vader. Gele, blauwe, blauw met wit en ook groene. Parkieten. Ze hadden het naar hun zin. Althans, ik weet niet beter. Ik had in ieder geval geen reden om daaraan te twijfelen. Mijn vader verzorgde ze goed. Hij gaf ze te eten en te drinken. Elke dag. Elke dag opnieuw. Soms mocht ik mee naar het dorp, dan gingen we naar een dierenwinkel, een diervoederwinkel en daar kochten we dan nieuw voer. Mijn vader deed dat en ik keek naar de dieren. Ik vond het leuk als hij me meenam. Vanwege de geur van zo’n winkel, vanwege de dieren, maar misschien vooral wel om eens op een zaterdagmiddag op stap te zijn met mijn vader. Dat gebeurde niet zo veel. Daar was geen speciale reden voor, het gebeurde gewoon niet zo veel.
Ik herinner me ook een keer dat we eens bij een andere diervoederwinkel terecht kwamen, waarschijnlijk omdat dat handiger was, omdat hij nog een boodschap moest doen. Deze was dichtbij de markt, ik weet niet of we daar ook nog moesten zijn. Het zou best kunnen, maar aan het eind van het bezoek, bijna het eind, gingen we nog een soort boekenwinkel/kantoorboekhandel binnen. Die namen kenden ik toen allemaal niet, we gingen een winkel binnen en daar waren stripboeken, en ik mocht er een uitzoeken. Ik mocht er een uitzoeken, van Kuifje. Ik weet niet meer of dat de enige stripboeken waren die daar stonden, of dat mijn belangstelling vooral uitging naar die van Kuifje. Ik mocht in ieder geval een keuze maken uit de albums van Kuifje die daar stonden. Dat lukte. Ik was verbaasd, verheugd, gespannen (is dit wel echt waar?), opgewonden. Het was echt waar. Ik mocht dat boek hebben. Kopen. Mijn vader ging dat boek voor me kopen. Hij zei erbij: “Niet tegen je moeder vertellen, hoor!”. Ik knikte. Ik zou het geheim houden. Ik was blij. Ik was dankbaar.