dinsdag 18 december 2012

Lichtzuilen

Ze doen het weer! De lichtzuilen op het Stationsplein veranderen weer van kleur.

Het is vooral mooi als je er 's ochtends in het donker op aan komt lopen. En als er dan nog sneeuw ligt ook... dan is het helemaal prachtig.


Maar ja, de laatste twee jaar deden ze het niet meer. Eentje veranderde nog wel van kleur, de rest stond gewoon de hele tijd een beetje paarsblauw te zijn. Maar vanavond deden ze het weer.


Alleen jammer dat ze helemaal synchroon geschakeld lijken te zijn. Als ik me niet vergis kon je vroeger een paarse, een oranjerode, een blauwe, een een groengele tegelijkertijd zien.


Dan keek je om naar de eerste paal die je net gepassseerd was die, toen je aan kwam lopen, toch echt blauwig groen geweest was  terwijl de zuil voor je oranjerood gekleurd is. Maar de zuil achter je blijkt inmiddels een andere tint te hebben. Nu iets van paarsig blauw. En terwijl je weer voor je kijkt of het echt oranjerood is meen je er nu een zweem van geel in te zien.

Wellicht een kwestie van tijd voordat dat effect weer terug is.


dinsdag 27 november 2012

De tijd nemen

Ik was sinds jaren weer in het Kröller Müller en kon me een schilderij herinneren waar ik uren voor gestaan had, toen, de laatste keer dat ik er was. Dat zal die keer geweest zijn dat we in Hoenderloo in een huisje zaten omdat mijn moeder, dat moet dan toch negen jaar geleden zijn. Dat is lang.
Het schilderij hing aan een muur (dat soort dingen herinner je je dan) en die muur was wit. Het was van een Franse schilder, geen heel bekende, en volgens mij stond ik met mijn rug naar een glazen wand toen ik het schilderij bewonderde. En achter die glazen wand was het gras en het lange tegelpad naar de ingang van het museum. Zo'n soort herinnering. Die plek heb ik niet terug gevonden, lijkt me bij nader inzien ook niet heel waarschijnlijk dat het doek daar zo gehangen heeft, blootgesteld aan het daglicht. En ook niet dat je hem van buitenaf kon bekijken. Toch, zo is het beeld gevormd in mijn hoofd, zo is de herinnering.

Ik wilde eigenlijk het liefste gelijk terugwandelen naar die plek waar ik mezelf toen te snel losgerukt had. Dat zijn fouten die een mens soms maakt. Vaak heeft dat te maken met niet begrijpen wat er aan de hand is, waarom je het gevoel hebt dat je moet blijven, wat dat is. Meestal gecombineerd met een vermoedde druk van buiten (ze wachten op me, ik kan hier toch niet uren blijven staan, wat moet ik ze vertellen, uitleggen straks?).

Toch, dat gevoel is wezenlijk: willen blijven, moeten blijven, het gevoel dat er iets belangrijks aan de gang is, gevoeld, beleefd moet worden.

Dat schilderij, toen, had dat effect. En of het aan het weer lag, iets eenmaligs was, een effect was wat aan leeftijd, een bepaalde omstandigheid gekoppeld was? Of dat het enkel mijn ontvankelijkheid van dat moment was? Het kan, ik wilde daar achter komen.
Ik wilde het eigenlijk vooral opnieuw beleven, het goed maken wat ik toen te kort had gestaan, nu wel daar staan zo lang als nodig was. Maar was het schilderij er? Ik meende me te herinneren dat het tot de vaste, de eigen collectie behoorde van het Kröller Müller, maar of het er nu hing? En of ik het zou herkennen? En of het me dan ook nog iets zou doen? Na negen jaar, onder totaal andere omstandigheden: een grauwe dag in november in plaats van de eerste 30 graden dag in een meimaand, negen jaar eerder.

Het was rustig in het museum. Ik moest even zoeken, me opnieuw oriënteren. De plek waar het de vorige keer gehangen zou hebben was niet te vinden, bestond waarschijnlijk ook niet. Het schilderij was er wel. Het hield me tegen en ik bleef staan. Ik bleef lang staan. Erg lang. Ben tien keer weggelopen en vanuit een ooghoek nog een laatste blik werpend werd ik opnieuw verrast, getroffen door het doek en heb me weer omgedraaid en ben verder gegaan met kijken. Ik werd daar gelukkig van en ik kan het goddank nog steeds niet onder woorden brengen wat dat nou is, in dat schilderij, in mij. Het is er en het was er nog steeds. Dat schilderij en de ervaring. Mooi, erg mooi.

( - - - )

Ik had dat eerder gehad bij de kist van mijn vader, toen we die achterlieten op het grindpad, tussen de bebloesemde takken, in het zonlicht van een prachtige aprildag.
Er zullen bloemen in de perken naast het pad hebben gestaan, het was een bijzonder mooi stukje van de begraafplaats. En ik wilde erbij blijven, bij die kist, bij mijn vader. Ik was niet met hem aan het praten, voorzover ik weet, het was meer de aanwezigheid, dat ik daar, bij die kist, bij mijn vader wilde blijven. Voor hoe lang?
De anderen liepen weg. De plechtigheid was voorbij. Men ging naar de aula voor een kopje koffie en condoleances. En de kist zou zo, of straks, het gebouwtje worden ingereden waar dan kennelijk een hevig vuur moest branden. Dat was het plan, daarvan was ik op de hoogte gesteld.
Maar het was nog niet zover. Wat mij betreft al helemaal niet. Het was niet dat ik me ergens tegen verzette. Hij was dood, daar was geen redden meer aan. Maar ik wilde bij die kist blijven, voor een minuut, twee, drie, misschien vijf. Ik weet echt niet voor hoelang. Het afscheid nemen, het weglopen zou echt wel gebeuren, maar op zijn tijd. En die tijd die was er nog niet, was nog niet daar. Ik ben blijven staan, even, net lang genoeg om afstand te laten onstaan tussen de vertrekkende groep familieleden en mij en de kist. Ik hoefde daar niet alleen te staan, daar ging het niet om. Het was het staan, het stilstaan, het beleven, dat daar meer tijd voor nodig was. Misschien moest er nog wat uitgewisseld worden, maar zoals gezegd, volgens mij was er geen inwendig gesprek gaande tussen mij en mijn overleden vader. Het ging om zien, kijken, staan, stilstaan, horen, ademen, voelen, stilstaan en … net zo lang als dat duurt, als nodig is.
En godbeterehet… ik ben op gegeven moment vertrokken. Te vroeg, achter de anderen aan, om het gat niet te groot te laten worden. Om het niet te erg op te laten vallen. Om godverdegodver niks uit te hoeven leggen.

Dat zijn geen dingen die je goed kan maken, over kan doen.

De tijd nemen (2)

(... komt voort uit/is geschreven gelijk na De tijd nemen. Eigenlijk horen ze gewoon bij elkaar. Staan sinds kort ook weer in één post, maar goed, deze staat ook nog steeds apart)


Ik had dat eerder gehad bij de kist van mijn vader, toen we die achterlieten op het grindpad, tussen de bebloesemde takken, in het zonlicht van een prachtige aprildag.
Er zullen bloemen in de perken naast het pad hebben gestaan, het was een bijzonder mooi stukje van de begraafplaats. En ik wilde erbij blijven, bij die kist, bij mijn vader. Ik was niet met hem aan het praten, voorzover ik weet, het was meer de aanwezigheid, dat ik daar, bij die kist, bij mijn vader wilde blijven. Voor hoe lang?
De anderen liepen weg. De plechtigheid was voorbij. Men ging naar de aula voor een kopje koffie en condoleances. En de kist zou zo, of straks, het gebouwtje worden ingereden waar dan kennelijk een hevig vuur moest branden. Dat was het plan, daarvan was ik op de hoogte gesteld.
Maar het was nog niet zover. Wat mij betreft al helemaal niet. Het was niet dat ik me ergens tegen verzette. Hij was dood, daar was geen redden meer aan. Maar ik wilde bij die kist blijven, voor een minuut, twee, drie, misschien vijf. Ik weet echt niet voor hoelang. Het afscheid nemen, het weglopen zou echt wel gebeuren, maar op zijn tijd. En die tijd die was er nog niet, was nog niet daar. Ik ben blijven staan, even, net lang genoeg om afstand te laten onstaan tussen de vertrekkende groep familieleden en mij en de kist. Ik hoefde daar niet alleen te staan, daar ging het niet om. Het was het staan, het stilstaan, het beleven, dat daar meer tijd voor nodig was. Misschien moest er nog wat uitgewisseld worden, maar zoals gezegd, volgens mij was er geen inwendig gesprek gaande tussen mij en mijn overleden vader. Het ging om zien, kijken, staan, stilstaan, horen, ademen, voelen, stilstaan en … net zo lang als dat duurt, als nodig is.
En godbeterehet… ik ben op gegeven moment vertrokken. Te vroeg, achter de anderen aan, om het gat niet te groot te laten worden. Om het niet te erg op te laten vallen. Om godverdegodver niks uit te hoeven leggen.

Dat zijn geen dingen die je goed kan maken, over kan doen.

vrijdag 16 november 2012

Knoop


Het is niet elke keer zo als ik hem uit de wasmachine haal, maar wel vaak. Eén keer is eigenlijk al vreemd. Voordat ik hem de trommel in doe knoop ik de twee uiteinden altijd aan elkaar, de onderste uiteinden. Dan kan er geen andere was inkomen, dat is het idee. Geen sokken, T-shirts, washandjes, noem maar op.
Maar dan haal ik twee uur later het dekbedovertrek uit de trommel, schud het een beetje uit, hou hem met gestrekte armen voor me omhoog en het valt in volle oppervlakte voor me open. Twee bij twee, geen knoop te bekennen. Het zijn toch geen lullige knoopjes die ik er in leg, De stukken samengeknepen katoen die boven de knoop uitsteken worden nog eens stevig aangetrokken voordat ik hem de machine in doe. Het is gewoon een bontwasprogramma waar ik de machine op instel, geen kreuk- of stijkvrij of zo iets.
Ik zou er ondertussen vanuit mogen gaan en misschien doe ik dat ook wel, maar ik ben toch elke keer weer verbaasd dat de knoop er tijdens het wassen is uitgegaan.

zaterdag 13 oktober 2012

Cupcakeje

Van de brug tegenover De Waag kwamen mij twee meisjes tegemoet, jaar of tien schatte ik ze. Een ervan droeg een dienblad met een stuk of twintig kleurige cupcakejes. " Meneer, mogen we u iets vragen?" "Jazeker!" Het ging om Young Africa, een microkredietproject en met de verkoop van de cakejes wilden ze geld ophalen voor dit project. Ze hadden het niet zelf verzonnen, het bestond echt. De cakejes en de meisjes ook. Ik haalde mijn portemonnee tevoorschijn en voor 1 euro was ik de trotse bezitter geworden van een van die zelfgemaakte cakejes. Op het glazuur aan de bovenkant was wat hagelslag te herkennen. Straks bij een kop koffie, dacht ik. Maar eerst brood halen, en eens goed ontbijten. Cakeje ging zolang in het voorvak van mijn schoudertas.
Enfin, zoals dat gaat na een goed ontbijt, dan ga je eens wat dingen doen. En daarna weer andere dingen. En je pakt je tas in want je moet naar Arnhem. Boeken, tijdschriften, een stuk krant, wat schone kleding want er ging gelogeerd worden, brood voor onderweg, fles water, paraplu. Het cupcakeje ontdekte ik in Arnhem weer, een stukje voor het Johnny van Doornplein. Het was wat platter geworden en het zat vooral nogal tegen mijn agenda geplakt. Voor het goede doel heb ik het toch maar losgepeuterd en opgegeten, voorzover het tenminste loskwam van de kaft.
Het smaakte zoet.

vrijdag 28 september 2012

Quiche opwarmen

Dacht een stuk quiche op te warmen maar oventje maakte kortsluiting. Tot drie keer aan toe. Na eerste keer gaf ik stekker verlengsnoer de schuld, daarna het stopcontact opengeschroefd maar het bleek echt het oude trouwe (nu even wat minder) Moulinex B56 oventje te zijn.
Maar ik had nog een magnetron in de kast staan, ergens.
Die tevoorschijn gehaald, maar het ontdooien en op juiste temperatuur brengen duurde toch langer dan de handleiding deed vermoeden. Tussendoor maar weer even achter de computer gekropen. Toen het apparaat klaar was hoorde ik het afslaan en ben de keuken weer in gelopen. Het stukje quiche was wel warm, maar verder dan handwarm kwam het nog niet. Nog een paar minuten op volle kracht, dan zou het wel goed zijn. Ik ging weer even in het kamertje tegenover de keuken zitten, verder met computeren en hoorde even later de magnetron weer afslaan. Nog maar weer eens kijken. Nog steeds niet heet. Nóg maar een paar minuten op volle kracht. Weer achter de computer. Wat zal het geweest zijn? Twee minuten, drie minuten?
Piep!!! Piep!!! Piep!!! Piep!!! Piep!!! Piep!!! Piep!! Piep!!!. Daar kwam al snel een tweede piep bij. Dus toen ging het van Piep-piep!!!!! Piep-piep!!!!! Piep-piep!!!!! Piep-piep!!!!! Piep-piep!!!!! (enz...)

Twee van de drie rookmelders gingen af.

Ik heb brood gegeten.