zaterdag 11 februari 2017

Je laatste wens


Aad van Rijn
gedicht uit: 'De vuilnisman komt in elke straat'
AUL-uitgeverij, 1983


Een advertentie heb ik niet gezet, Aad,
ook geen poging ondernomen.
Het is gewoon te duur, man, die bladen.
Ze zien me al aankomen.

Er wel aan gedacht, ook gekeken
of ze nog bestonden.

Maar ik was niet in de stemming,
gewoon niet in de stemming
om een grap ten uitvoer te brengen.
Dat heb je soms als iemand overlijdt.

Maar geef toe, je bent ook niet
bijgezet in de zitkuil, in de noordoosthoek ervan.
Volgens mij heb je alle zitkuilen overleefd.
Dat dan weer wel. Die dingen zijn, voor zover ik weet,
ook nooit teruggekomen in een of andere retro-modegril.

En dat plastificeren…
ik heb altijd gedacht dat je je as bedoelde,
een klein blokje plastic met je as erin,
En dat dan tegen die wand aan, met een spotje erop.

Maar ik zie je nu pas voor me, in vol ornaat.
Bontebal zelf in plastic gegoten, een blok van heb ik jou daar.
En dat dan in vlammend rood, wat misschien
nog wel het vreemdste is.

Ik weet het niet Aad,

Een helwit spotje koop ik nog wel van mijn zakgeld,
die wand verf ik persoonlijk blauw
als ik jou er een plezier mee doe.
Desnoods verf ik honderd wanden blauw.
Maar of ik het een goed idee vind?

Aan je aanwezigheid zou ik wennen, dat geloof ik wel.

Maar dat je daar maar zou staan
en wat ik ook tegen je praat,
je nooit iets terug zou zeggen.
Dat zou ik niet leuk vinden,
dat zou ik niet trekken, Aad.